Focaccia

Meng 65 gr water met 65 gr olijfolie en 25 gr zout tot ze een emulsie vormen die lichtgroen van kleur is.

Vermeng de bloem, verse gist, water (225 gr), 2 eetlepels olijfolie en zout (10 gr) in een kom tot er een deeg ontstaat (*). Wrijf de bovenkant in met olie en zet de kom afgedekt met een vochtige handdoek 10 minuten weg.

Vet een vierkante bakvorm in en leg het deeg erin. Wrijf de bovenkant opnieuw in met de olie met behulp van een borsteltje. Dek opnieuw af en laat 10 minuten afgedekt staan.

Rol het deeg met een deegroller 1 keer vanuit het midden licht naar boven toe uit om zo de bovenkant glad te maken. Raak het deeg slechts licht aan om te voorkomen dat de luchtbellen verbroken worden. Begin opnieuw in het midden en rol nu 1 keer naar beneden. Laat het deeg nu 20 minuten rusten; het moet in volume verdubbelen.

Maak met de vingertoppen diepe kuiltjes in het deeg, maar niet helemaal tot aan de onderkant. Meng de emulsie van puntje 1 en giet dit over het oppervlak en in alle gaatjes. Laat opnieuw 20 minuten staan.

Verwarm de oven voor op 200°C.

Leg de rozemarijnnaaldjes, zwarte olijven en zongedroogde tomaatjes in de gaatjes van het deeg.

Bak de focaccia gedurende 25 à 30 minuten in de voorverwarmde oven tot hij goudbruin en gaar is.

Haal het brood uit de oven en laat op een rooster afkoelen.